beheerder van de facebook groep: PHOENICIA: The history & legacy of the Phoenicians

woensdag 10 juli 2013

Kanaanietisch voortraject deel 12 pantheon


          Het Kanaanietische pantheon:

          ==================================

 

          De goden, halfgoden of goddelijke personen:

 

          EL                     

          Allereerst is er EL. Hij is de vader der goden én van de mensen. EL

          betekent god in de betekenis van sterk, of de eerste. Hij houdt zich

          meestal op de achtergrond en mengt zich nauwelijks tussen het gekrakeel

          van de andere goden. Hij woont niet in de hemel, maar op aarde ver van

          de bewoonde wereld. EL wordt in verbinding gebracht met 'Shor' (=stier).

          Hij is getrouwd met ATHIRAT/ASHTARTE/ASHERAT‑YAM (de beschermster van de

          zee) en heeft 70 zonen. Hij is de enige god, die wijs en rechtvaardig

          is. EL delegeert zijn macht naar halfgoden of helden in de menselijke

          wereld, zoals DANEL en KERET. EL blijkt ook een bijnaam te hebben, want

          op tablet V AB:D 35‑44 zegt Anat:"Ik vernietigde de dochter van EL‑ZBB."

          Wordt hier wellicht Baal Zebub, of El Zeboek mee bedoeld vanuit het Oude

          Testament, waarin hij de vorst van de duivels wordt genoemd.

 

          BAAL

          De aanjager en de god, die cruciale handelingen verricht. Hij is

          sterfelijk en staat toch weer op. In hem wordt leven en dood belichaamd

          en de vegetatiecyclus staat vooral met hem in relatie.

          De naam betekent bezitter, heer, echtgenoot. Hij is de god van storm en

          bliksem, maar hij is ook de weldoener (zie Baclu in:Liturgische teksten uit Ugarit,

          J.C.de Moor). De Arameese variant lijkt HADAD te zijn.

          Zijn naam duikt in ieder geval al op bij Ebla (ca.2300 v.C) en daarna

          bij Abu Salabikh, Mari, el‑Amarna en Oegarit. In de laatste stad wordt

          hij vereerd als Baal Saphon, zoon van Dagan, berijder der wolken, god

          van de donder, bliksem, sneeuw en regen. Hij strijdt tegen de chaos van

          de zee en hij is bij uitstek de god van de vegetatie. Hij wordt

          afgebeeld als een stier met horens en in de hand een bundel

          bliksemschichten. Toevoegsels zijn 'al'iyn (almachtig) en zbl bcl 'rs

          (meester van de aarde).

          Bij de Feniciërs zien we een groot aantal Baals optreden en veelal ook

          als persoonsnamen. Bij de Puniërs wordt de belangrijkste god Baal

          Hammon.

 

          Zie:

          ‑Pre‑Ugaritic Documentation of Baal, G.Pettinato, The Biblical World,

          blz 203 e.v., New York, 1980.

          ‑Dictionnaire encyclopédie de la Bible, Turnhout, 1987, blz.172‑173.

          ‑Theologisch Wörterbuch zum Alten Testament, J.Botterweck, H.Ringgren,

          H.J.Fabry, kol.706‑726, Stuttgart 1970.

  

          KOTHAR‑WA‑HASIS/HIJAN/CHUSOR

          De goddelijke ambachtsman en architect. In het Oegaritisch: Ktr, in het

          Fenicisch/Punisch Ksr/Kysr, in het Egyptisch ksrty en in het Grieks

          Khousor. Hij kan geidentificeerd worden met ┴a uit Mesopotamië. Zijn

          naam betekent 'expert'.

          HIJAN is de bouwer van een paleis, hij is een goudsmid en wapensmid,

          initiator van de visvangst en bouwer van schepen. Hij heeft magische

          krachten. Hij gelijkt op Reseph, maar wijkt af, doordat hij in zijn

          rechterhand een winkelhaak heeft op afbeeldingen. Er is ook sprake van

          een vermenging en/of verwarring met Kosharot.

          Bij de Feniciërs komt hij niet zo uitdrukkelijk naar voren. Hij wordt

          later wel genoemd bij Philo en Mochos.

          Zie:

          ‑ Éa, Kothar et El, E.Lipinski, Dictionnaire PHP.

          ‑ De herkomst van de goddelijke ambachtsman in Oegarit en Griekenland,

          B.Hartmann, E.J.Brill, Leiden, 1964.

          ‑ Il dio siriano Kothar, P.Xella, Magia, blz 111‑125, Roma 1976.

          ‑ Un nouveau dieu égypto‑cananéen, J.Leibovitsch, Annales du Service des

          Antiquités de l'Egypte 48, blz 435‑444, Caïro, 1948.

          ‑ Psalm 68.7 and the role of the Kosarot, E.Lipinski, Annali

          dell'Instituto Orientale di Napoli 31, blz 532‑557, 1971.

          ‑ Personal Names in the Phoenician and Punic Inscriptions, F.L.Benz,

          Studia Pohl 8, blz.336, Roma, 1972.

 

 

          ANAT 'nt (oeg/fen), (H)anat (akk).

          Sinds de inval van de Amorieten is de godin aantoonbaar aanwezig in de

          Syrische contreien. Dat is in ieder geval na 2000 v.C. Aan de midden

          Eufraat is een stad bekend met de naam cAna(t)/(H)anat en er is een stam

          cAnah/Hana (zie KAI 202=TSSI II,5 A.2).

          can komt van canan, hetgeen 'wolk' betekent.

          Anat staat dan ook naast Baal, die de berijder van de wolken wordt

          genoemd en de god van het onweer is.

          Anat komt voor in de drie belangrijkste legenden van Oegarit (Danel‑

          Keret‑Baal). Anat is ook gevonden te Ras Ibn Hani (HANI 77/10B).

          Zie:Ibn Hani Troisiême campagne:Textes, D.Arnaud, D.Kennedy, SYRIA LVI,

          1979.De verering van Anat verspreidt zich vanuit Syro‑Palestina naar

          Egypte, Cyprus, Carthago, Hadrumetum en Delos. De voortzetting in de

          Fenicisch‑Punische periode is duidelijk aanwezig.

          Zie:

          ‑Lexicon der ägyptologie I‑IV, 1 kol.253‑258, Wiesbaden 1972‑1976.

          ‑Kanaanäische und Aramaïsche Inschriften, H.Donner/W.Röllig, Wiesbaden,

           1962‑1964 (3e uitgave 1971‑76).

          ‑Textbook of Syrian Semitic Inscriptions I. Hebrew and Moabite

           Inscriptions, 2e uitgave, Oxford, 1973, J.C.L.Gibson.

          ‑Dictionnaire encyclopédie de la Bible, Turnhout, 1987, blz.55‑56.

          ‑Wörterbuch der Mythologie. Götter und Mythen im Vorderen Orient,

           Stuttgart, 1965

          ‑Répertoire d'Epigraphie Sémitique, Paris, 1905.

 
          ATHIRAT/ASHTARTE

          In de legendes van Keret en Baal komt de godin, als echtgenoot sterk

          naar voren. In het Oegaritisch heet zij cttrt. In Fenische wordt het

          cs(h)trt. De naam komt voor het eerst voor in Egypte bij Amenophis II

          (1438‑1412 v.C), waarin zij als beschermster van paarden voorkomt (ANET

          blz.244b). Onder Sethi I (1291‑1279 v.C) wordt zij als Asiti afgebeeld

          op een paard. In Oegarit is zij de jageres (cttrt swd{t} = KTU 1 92,2)

          en fungeert als god van liefde en oorlog. Athirat spant veelal samen met

          Anat en wordt meerdere malen door haar echtgenoot EL bedrogen. Athirat

          staat vooral voor vruchtbaarheid. De Hebreeërs maken er Astarot van en

          bij de Grieken wordt het Aphrodité, hetgeen de Romeinen transformeren

          naar Venus. Een late variant wordt Astronoé (Ie eeuw v.C).

          Zie:

          ‑Lexicon der ägyptologie I‑IV, 1 kol.499‑511 Wiesbaden 1972‑1976.

          ‑Dictionnaire encyclopédie de la Bible, Turnhout, 1987, blz.160‑161.

          ‑Lexicon Iconographicum Mythologiae Classicae II/1 blz 1077‑1085, II/2

          blz 739‑741, Zürich/München 1981.

          ‑Real‑Encyclopädie, A.Pauly‑G.Wissowa, II kol.1776‑1778.

          ‑The Goddess Atirat in Ancient Arabia, in Babylonia, and in Ugarit,

          E.Lipinski, Orientalia Lovaniensia Periodica 3, Leuven 1972.

          ‑Yahweh and the Gods of Canaan, W.F.Albright, London, 1968, blz 115‑117,

          197‑212.

          ‑Astart, W.Herrmann, Mitteilungen des Instituts für Orientforschung 15,

          blz 6‑55, Berlin, 1969.

          ‑╘ber den Asiatischen Hintegrund der Gottin 'Asiti', M.Weipert,

          Orientalia Nova Series 44, blz 12‑21, 1975.

          ‑Betrachtungen zur grossen Gottin und ihr verbundenen Gottheiten,

          W.Heick, München/Wien, 1971.

          ‑An Essay on the Axe‑Bearing Astarte, E.Gubel, Rivista di Studi Fenici

          8, blz 1‑7, 1980.

 

 

          HORON                  

          We komen Horon, de aardgod, al in de 19e eeuw v.C tegen in Palestina. In

          Egypte wordt hij genoemd ten tijde van Amenophis (1436‑1423) en dan

          relatie met de sfinx. Bij Ramses II functioneert Horon als een symbool

          in de vorm van een valk. Op het z.g.magisch papyrus vanuit de XIXe

          dynastie is hij een vernietiger van de wolf en de slang en wordt hij

          omschreven als de beschermer van de herders. In Oegarit wordt hij in

          verbinding gebracht met de slang. Hij is een genezer‑god. In Ras ibn

          Hani lezen we, dat Horon een jongeling (glm) geneest, maar hij heeft ook

          een relatie met Shapash (zon‑aspect). Horon beschermt tegen het kwaad.

          Zijn naam betekent gat, holte (hr). Bij de Feniciërs komen we hem tegen

          in de periode van de 7e tot in de 2e eeuw v.C.

          Zie:

          ‑D'Ugarit à la Phénicie sur les traces de Rashap, Horon et Eshmun,

          P.Xella, WOrg, blz 45‑64, 1988.

          ‑Per una reconsiderazione del dio Horon, P.Xella, Annali dell'Instituto

          Orientale di Napoli 32, blz.271‑286, 1972.

          ‑Horon, revue critique et données nouvelles, A.Caquot, Annales

          Archéologiques Arabes Syriennes 29‑30, blz.173‑180, Damascus 1979‑1980.


          JARICH/YERAH

          Het is een maangod, die de maangodin NIKKAL wil huwen.

 

          NIKKAL

          Het is een maangodin, die uitgehuwelijkt wordt aan de maangod JARICH.

 

          SJACHAR/SHAHIR

          De naam betekent 'Dageraad'. Het is een nakomeling van EL met een aardse

          vrouw.

 

          SJALEM/SHALIM

          De naam betekent 'Vrede' of 'ondergaande zon'. Het is een nakomeling van

          EL met een aardse vrouw.

 

          'UM PHL

          Een godin, die de bijnaam 'de doelmatige' heeft. Ze komt voor in het

          verhaal van HORON en de slang.

 

          MOT                    

          De god van de onderwereld, die in voortdurend gevecht geraakt met Baal.

          Mot staat voor de dood, voor de dorheid, voor de zomerhitte. In een

          gevecht met Anat wordt hij als graan vermalen en op de velden gestrooid.

          In Egypte wordt hij m3wt genoemd. Bij de Feniciërs komt hij nauwelijks

          voor. Pas Philo van Byblos noemt hem weer.

          Zie:Le dieu Mut, Guerrier de El, J.L.Cunchillos, SYRIA LXII, 1985.

 

          RESHEPH

          Rsp in het Oegaritisch en Fenicisch. Resep (hebr), Ra‑sa‑ap (akk) en

          Rspw (eg). Hij wordt al in het 3e millennium v.C. genoemd te Ebla en

          daarna in Ur, Mari en Terga Nana. In Oegarit en Ras ibn Hani komt hij

          voor als een aardgod en bewaker van de onderwereld. De meeste ziekten

          roeit hij uit met boog en pijlen. Een identificatie met Nergal is goed

          mogelijk. Resheph wordt in de Keret legende genoemd (KTU 1,14,I 18‑19 en

          KTU 1,15,II 6). Bij de Hethieten, te Zincirli en in Egypte wordt hij

          gezien als een 'Smiting God', d.w.z. een aanvallende neerslaande god. In

          afbeeldingen heeft hij de voet naar voren en neemt een aanvallende

          houding aan. Hij heeft een witte kroon, of de 'atef'kroon van Boven‑

          Egypte. In Byblos wordt in het eerste kwart van de 2e millennium een

          tempel aan hem gewijd ten tijde van de Amorieten.

          Dichtbij Oegarit treffen we hem aan te Ras Ibn Hani (HANI 77/4).

          Zie:Ibn Hani Troisiême campagne:Textes, D.Arnaud, D.Kennedy, SYRIA LVI,

          1979. In het Oude Testament komt hij voor als een demon en staat ten

          dienste van Yahvé (Deuteronomium 32.24, Psalm 78.14 en Habaquq 3.5).

          Hij komt later voor in de Fenicische wereld en bij de Grieken ligt er

          een relatie met Apollo. De stad Apollonia wordt namelijk ook Arsuf

          genoemd. Bij de Feniciërs komt Resheph o.a. terug in Sidon, Tyrus,

          Karatepe, Cyprus, Carthago en Spanje.

          Zie:Der Gott Reshef, D.Conrad, ZAW 83, 1971.

 

          YAM                    

          De god van de zee. In het Oegaritisch en Fenicisch wordt hij 'ym'

          genoemd. Bij Philo komt hij mogelijk voor als Pontos. Zowel bij Grieken

          als Feniciërs is er een link met Typhon en Poseidon.

 

          DAGAN                  

          Dit is bij uitstek de agrarische god en wel speciaal van het koren

          (Eusebius I 10,16). Hij wordt al in de 3e millennium genoemd van de

          Eufraat tot aan de Amanus (cederwoud) en ontwikkelt zich mogelijk door

          de tijd heen tot Baal Hammon en Saturnus. In de Baal‑cyclus wordt hij de

          vader van Baal genoemd. In Oegarit is een tempel aan hem gewijd.

          Zie:

          ‑Dictionnaire encyclopédie de la Bible, Turnhout, 1987, blz.321‑322.

          ‑Wörterbuch der Mythologie. Götter und Mythen im Vorderen Orient, I/1

          blz.49‑50+276‑278, Stuttgart, 1965

          ‑Theologisch Wörterbuch zum Alten Testament, J.Botterweck, H.Ringgren,

          H.J.Fabry, kol.148‑151, Stuttgart 1970.

          ‑Lexicon Iconographicum Mythologiae Classicae III/1 blz 313,

          Zürich/München 1981.

          ‑Reallexikon der Assyriologie und Vorderasiatischen Archäologie, II

          blz.99‑101, IV blz.325‑326, Berlin.

          ‑Le dieu Dagan ‑ Les sources, M.Fantar, Cahiers de Tunesie 20, blz.7‑31,

          Tunis, 1972.

 

          ESJMOEN

          Deze genezende god wordt niet als zodanig genoemd bij die naam in de

          Oegaritische mythen, maar hij is al in het 3e millennium in Syrië

          bekend. In Ebla komen anthroponiemen voor met de betekenis 'olie'. In

          het Akkadisch wordt hij dIa‑su‑mu‑nu/a genoemd. In Oegarit komt hij voor

          in enige rituele teksten (KTU 1.41, 1.87,50). Te Ras ibn Hani is zijn

          naam smn gevonden (RIH 77/2B,9). Thoetmosis III noemt in de vlakte van

          Akko de plaatsnaam K‑b‑cs‑m‑n=Gbcsmn, hetgeen de heuvel van Esjmoen

          betekent (ANET 242).

          Vooral bij Sidon komt Esjmoen als voorname godheid terug. In Carthago

          wordt ook een tempel aan hem gewijd.

 

          NAHAR                   

          God van de rivier. Hij is de bondgenoot van YAM.

 

          ATHAR                  

          Zoon van Athirat. Hij wordt genoemd als een tiran en hij is niet in

          staat om Baal te vervangen. Bovendien komt hij voor in de Nikal legende.

 

          BRD ???

          Wellicht een godheid, die als ibr, brdd, brdn in eigennamen genoemd

          wordt.

          Zie:Su alcuni antroponimi da Ugarit, P.Xella, RSF XV, 1987.

 

 
          SJAPASJ/SHAMASH

          De zonnegod(in) = sms. In de tekst RS 23.038 wordt gerept over de

          verduistering van de zonnegod door planeten. Ook bij de Hethieten komt

          een dergelijk bericht voor, maar beide overleveringen schijnen een

          Babylonische gezamenlijke bron te hebben. Zie:L'┴dition ougaritaine de la série

          astrologique. ┴clipses du dieu‑soleil, D.Arnaud, SEMITICA 45, 1996.

 

          SHED/SHADRAPA

          In Ras ibn Hani wordt hij vereerd als Shed (sd qds ‑> RIH 77/8A,53). In

          Oegarit zou hij de stichter van de koninklijke dynastie zijn (Rephaïm).

          In het West‑Semietisch wordt hij aangeduid als rp'.

          Het is een genezende god en hij komt bij de Feniciërs later vooral voor

          in de streek van Arvad.

 

          MILKASHTARTE

          In het Oegaritisch: Mlkcttrt en in het Fenicisch: Mlkcstrt. De naam

          duikt op in de 13e eeuw v.C. Hij wordt in Oegarit genoemd in de teksten

          "Die Keilalphabetische Texte aus Ugarit I (KTU 1.100.41, 1.107.17) en in

          "Répertoire d'Epigraphie Sémitique (R┴S 86.2235,17. Er is een koning

          bekend van de stad Ashtoret‑Qarnayim in Over‑Jordanië (Genesis 14,5+KTU

          1.108,1‑3 + Deut.1,4+Jozua.12,4/13,12.31).

          Bij de Feniciërs komt Milkastarte meer geprononceerd als godheid naar

          voren.

          Zie:A new Datum for the meaning of the Divine Name Milkashtart,

          D.Pardee, Biblical and Other Essays in Memory of P.C.Craigie, blz.55‑68,

          Sheffield, 1988.

 

          HIRIHIBI

          God van de zomer. Hij komt voor in het verhaal van NIKKAL.

 

          DAMU

          In het Oegarisch/Fenicisch: D'm. Hij is reeds bekend vanuit het 3e

          millennium v.C. Mogelijk is het een beschermende god, maar zijn exacte

          functie is niet goed bekend. Hij komt later bij de Feniciërs terug.

 

          SHALMAN

          In het Fenicisch: Slmn. Het is een Noord‑Semietische godheid, maar ook

          zijn functie en betekenis is tot op heden niet duidelijk. Hij komt bij

          de Feniciërs terug.

 

          SASM

          In het Fenicisch:Ssm. Hij is in Oegarit present in eigennamen (KTU

          4.170,18 en KTU 1.75,12). Hij komt later als godheid meer naar voren bij

          vooral de Feniciërs op Cyprus.

 

          ELATH

          Genoemd in de legende van Keret als de Elath van Sidon (ANET blz.145).

          Ze kan gezien worden als de vrouwelijke vorm van EL.

 

          Bovendien komen in Ras Ibn Hani nog diverse andere goddelijke personen

          voor, zoals GATHAR, YAQAR en ATHTART.

          Zie:Ibn Hani Troisiême campagne:Textes, D.Arnaud, D.Kennedy, SYRIA LVI,

          1979.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten