beheerder van de facebook groep: PHOENICIA: The history & legacy of the Phoenicians

donderdag 18 juli 2013

Fenicische religie deel 9 goden en plaatsen SIDON


          SIDON

 

          El=Baal         heer. Vanuit de 5e eeuw v.C. komt een afbeelding (AO

                          1333) tot ons van een godheid, die op leeuwen staat. Dit

                          zou Baal kunnen zijn. Iets dergelijks zien we ook in

                          Amrit. Hij lijkt minder belangrijk te zijn dan Ashtarte

                          en Esjmoen.

 

          Baal KR         Op een marmeren vaas uit de 4e eeuw v.C. Het betekent

                          meester van de gloeiende oven/vuurpot (kur). Baal staat

                          ook werkelijk volgens deze afbeelding te dansen over het

                          vuur. Ook is een relatie met de maand KRR (=Peritios) en

                          met Melqart's heropstanding niet uit te sluiten.

                          Zie:'Ezekiel and Tyre', R.D.Barnett, Eretz Israel 9, 1969.

 

          Baal Shamaim    In Sidon is een district met de naam 'hoge hemelen',

                          hetgeen zou kunnen wijzen op de aanwezigheid van de

                          aanbidding voor deze Baal.

 

          [Mithras/Kronos} Zie Sidon, N.Jidejian, Beiroet, Dar el Mackreq Publishers,

                          afbeelding 214‑215.

 

          Ashtarte        Zij beschikt over een eigen tempel bij de zee in Sidon

                          zelf, heeft een andere met de naam Astarte naam van Baal

                          (sm Bcl) en deelt een tempel met Esjmoen (l'strt l'dny

                          l'smn). Zie Bulletin du Musée de Beyrouth 18, blz 106,

                          1965. In deze tempel is een troon voor Ashtarte

                          gevonden in het z.g.'zwembad' (gebouw VIb).

                          De Hebreeërs noemen haar Ashtoret, godin van de

                          Sidoniërs (I Koningen 11,5).

                          De koningen Eshmunazor I en Tabnit zijn priesters van

                          Ashtarte (KAI 13) en Immi‑Ashtart is een priesteres (KAI

                          14). Zij behoren tot de 5e eeuw v.C.

                       "Wie je ook moge zijn, iedereen, die deze kist vindt, haal daar het deksel niet

                        af en stoor mij niet, want bij mij is geen geld, bij mij is geen goud noch iets

                          anders om te plunderen, behalve ikzelf, die in deze kist ligt. Open niet mijn

                          deksel en stoor mij niet, want dat is een belediging aan Ashtarte. Als je het

                          deksel opent en mij daar stoort, dan zul je geen nakomelingen krijgen in je

                          leven onder de zon, noch rust bij de doden." (KAI 13,3‑8).

                          Nog in de 3e eeuw na Chr. is een spoor van Ashtarte

                          bekend, want op een munt staat haar rijtuig afgebeeld.

                          Zie:Baramki blz 93.

          Esjmoen         Een inscriptie (KAI 15) uit de 5e eeuw v.C. vermeldt

                          zijn naam. De kleine (AT9) en de grote (AT8)

                          bouwinscriptie van Bodashtart noemt hem als Esjmoen‑

                          schar‑kodesh en volgens v.Landau heeft dat de betekenis

                          van 'die als een bok springt'. Een relatie met de

                          dansende Baal‑Marqod? Esjmoen beschikt in ieder geval

                          over meerdere tempels. In één daarvan is een beeld

                          aangetroffen, wat men niet goed kan thuisbrengen.*

                          Esjmoen correspondeert qua karakter en functies op den

                          duur met Adonis.

                          De Grieken gaan hem echter Asklepios noemen. In Sidon is

                          Esjmoen zeker de hoofdgod. Hij wordt ook wel de Baal

                          van Sidon genoemd ('heilige' prins). Ashtarte en Esjmoen

                          worden beiden vereerd in een tempel te Bostan esh‑Sheikh

                          nabij de Yidlal bron.

                          Van Esjmoen stamt etymologisch het woord 'olie' en dat

                          werd in een goddelijke cultus ook in Oegarit en Ebla zo

                          gebruikt. Bij de Grieken wordt hij Asklepios, god van de

                          geneeskunst met tevens het aspect van de

                          wederopstanding. Volgens Pausanius op basis van een

                          Sidonische bron zou Asklepios de zoon van een zonnegod

                          en een onsterfelijke vrouw zijn.

                          Volgens Philo van Byblos is de vader van Esjmoen:

                          Sydyk, maar Damascius noemt de naam Sadykos.

                          De Grieken noemen als vader over het algemeen Apollo.

                          De moeder zou een van de Titanieden zijn.

                          Op een munt uit de laat‑Hellenistische periode staat

                          hij afgebeeld met hoge laarzen. Zie:Baramki blz 93.

 

          Resheph         i.r.t.weerlicht. In de 5e eeuw v.C. wordt hij bij

                          Bodashtart (AT8) genoemd. Een wijk in Sidon draagt dan

                          zijn naam.

                         Zie ook:New Light on the Mythological Background of the Alllusion to Resheph in

                          Habakkuk III,5, J.Day, VT 29 (1979).

 

          Hoter Miskar?   De naam betekent waarschijnlijk 'scepter van de heraut'.

                          In de 7e eeuw v.C wordt hij vereerd in het Midden

                          Oosten. In Sidon komt hij echter waarschijnlijk alleen

                          als eigennaam naar voren en niet specifiek als een

                          godheid.

 

          [Tyche]         Op munten uit de 2e eeuw v.C en uit de periode 109 v.C ‑

                          44 na Chr. komt zij voor.

 

          Sasm?           Zie:Bulletin du Musée de Beyrouth, nr.20, 1967.

 

          *   Zie:Un problème d'interpretation graecia: la pseudo‑tribune d'Echmun

              à Sidon, E.Will, SYRIA LXII, 1985.

          [Mithras]        Zie Sidon, N.Jidejian, Beiroet, Dar el Mackreq Publishers,
                          afbeeldingen 208‑213.
 
          Tanit *         In het Fenicisch meestal: Tnt. In het Midden‑Oosten komt
                          zij vanaf de 6e eeuw v.C voor. In Sidon werd vanuit de
                          Perzische tijd een olielamp gevonden met daarop de tekst
                          cbd‑Tnt = dienaar van Tanit (Orientalia
                          Lovaniensia Periodica 14, blz.143‑146, 1983).
                          Op een ostrakon uit de tempel van Esjmoen te Sidon komt
                          de tekst:" 'Adom‑Pilleso, zoon van Ger‑Tanit ". De tekst
                          is vanuit de 6e/5e eeuw v.C. Bovendien bevinden zich in
                          de omgeving van Sidon diverse dorpen met daarin de naam
                          van Tanit (cAqtanit op 8 km ZO van Saïda,
                          cAitanit 30 km oostwaarts in de Beqaca‑vallei
                          en Kfar Tanit tussen Deir el‑Qamar en Djezzine).
                          Omstreeks 400 v.C verricht een Sidonische vrouw in
                          Athene een wijding aan Tanit t.b.v. cbdtnt.
                          Met een redelijke mate van zekerheid kan dan ook worden
                          aangenomen, dat zij als godin enige verering genoot. **
                          De oorsprong van Tanit kan liggen in de sfeer van de
                          cultusgezangen en weeklaagceremonies.***
 
          Shalman         Een Noord‑Semietische godheid. Zijn naam komt mogelijk
                          als Slmn voor op een gedenkteken te Sidon vanuit de 2e
                          eeuw v.C (RES 930).
 
 
  *   Over het ontstaan van de naam Tanit en de oorsprong van de godin zijn vele verklaringen
      opgesteld. Een daarvan is die van F.O.Hvidberg‑Hansen in 1979, die ervan uitgaat, dat Anat uit
      Oegarit nog het meeste weg heeft van Tanit. De naam zou ontstaan zijn van cnt, waarbij de cayn
      verloren ging en het vrouwelijke voorzetsel ‑t‑ uit de Berber/Libysche taal eraan werd
      toegevoegd. A.Caqout heeft er een beschouwing aan gewijd en de hypothese op blz 193 in SYRIA LX
      ontkracht. Zie:La déesse TNT. Une étude sur la religion canaanéo‑punique, F.O.Hvidberg‑Hansen,
      1979, in SYRIA LX, 1983.
 
  **  Zie: Tanit du Liban, P.Bordreuil, OLA 26, 1986.
 
  *** Zie: Syro‑Fenicische wortels van de Karthaagse religie, E.Lipinski, Phoenix 28,2.
      # In Richteren 11,30‑31 staat een gelofte van Jefta aan Jahwe:"Als ik de Ammonieten versla, dan
      zal degene, die uit mijn huis komt aan U toebehoren". Dat werd dus zijn dochter, waardoor er
      jaarlijks klaagliederen gehouden gingen worden = Tanne.
      # In Til‑Barsip doet een lokale vorst een soortgelijke gelofte. Als hij de zege behaalt, dan zal
      zijn dochter als taniti aan de stormgod worden geschonken.
      Beide overleveringen kunnen ten grondslag liggen aan het ontstaan van de naam Tanit.
          ?               Op een munt uit de 4e eeuw na Chr. is een godheid te
                          zien in een rijtuig. Het is onzeker wie het hier zou
                          kunnen zijn, maar hij stamt uit Sidon.
 
          [Ptah]          Zie:Testimonianze egiziane in fenicia dal XII al IV sec.a.c., G.Scandore,
                          RSF XII,1 1984.
 
          Sid             Als theofoor gebruikt in de naam ytnsd.
                          Zie:Note sul dio Sid, M.G.Guzzo Amadasi.
 
          Verder zijn er nog munten uit de laat‑Hellenistische periode met
          afbeeldingen van Kadmos, Dido, Argo en Dionysos.
 
          {Cadmos}        Op een munt als CAD t.t.v. Elagabal.
                          Zie:Phoenicia, G.F.Hill, London 1910.
 
          {Phoinix}       Op een munt als POE t.t.v. Elagabal.
                          Zie:Phoenicia, G.F.Hill, London 1910.
 
 
 
 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten