Het Kanaanietische pantheon:
==================================
De goden, halfgoden of goddelijke
personen:
EL
Allereerst is er EL. Hij is de vader
der goden én van de mensen. EL
betekent god in de betekenis van
sterk, of de eerste. Hij houdt zich
meestal op de achtergrond en mengt
zich nauwelijks tussen het gekrakeel
van de andere goden. Hij woont niet
in de hemel, maar op aarde ver van
de bewoonde wereld. EL wordt in
verbinding gebracht met 'Shor' (=stier).
Hij is getrouwd met
ATHIRAT/ASHTARTE/ASHERAT‑YAM (de beschermster van de
zee) en heeft 70 zonen. Hij is de
enige god, die wijs en rechtvaardig
is. EL delegeert zijn macht naar
halfgoden of helden in de menselijke
wereld, zoals DANEL en KERET. EL
blijkt ook een bijnaam te hebben, want
op tablet V AB:D 35‑44 zegt
Anat:"Ik vernietigde de dochter van EL‑ZBB."
Wordt hier wellicht Baal Zebub, of El
Zeboek mee bedoeld vanuit het Oude
Testament, waarin hij de vorst van de
duivels wordt genoemd.
BAAL
De aanjager en de god, die cruciale
handelingen verricht. Hij is
sterfelijk en staat toch weer op. In
hem wordt leven en dood belichaamd
en de vegetatiecyclus staat vooral
met hem in relatie.
De naam betekent bezitter, heer,
echtgenoot. Hij is de god van storm en
bliksem, maar hij is ook de weldoener
(zie Baclu in:Liturgische teksten uit Ugarit,
J.C.de Moor). De Arameese variant
lijkt HADAD te zijn.
Zijn naam duikt in ieder geval al op
bij Ebla (ca.2300 v.C) en daarna
bij Abu Salabikh, Mari, el‑Amarna en
Oegarit. In de laatste stad wordt
hij vereerd als Baal Saphon, zoon van
Dagan, berijder der wolken, god
van de donder, bliksem, sneeuw en
regen. Hij strijdt tegen de chaos van
de zee en hij is bij uitstek de god
van de vegetatie. Hij wordt
afgebeeld als een stier met horens en
in de hand een bundel
bliksemschichten. Toevoegsels zijn
'al'iyn (almachtig) en zbl bcl 'rs
(meester van de aarde).
Bij de Feniciërs zien we een groot
aantal Baals optreden en veelal ook
als persoonsnamen. Bij de Puniërs
wordt de belangrijkste god Baal
Hammon.
Zie:
‑Pre‑Ugaritic
Documentation of Baal, G.Pettinato, The Biblical World,
blz
203 e.v., New York, 1980.
‑Dictionnaire
encyclopédie de la Bible, Turnhout, 1987, blz.172‑173.
‑Theologisch
Wörterbuch zum Alten Testament, J.Botterweck, H.Ringgren,
H.J.Fabry, kol.706‑726, Stuttgart 1970.
KOTHAR‑WA‑HASIS/HIJAN/CHUSOR
De goddelijke ambachtsman en
architect. In het Oegaritisch: Ktr, in het
Fenicisch/Punisch Ksr/Kysr, in het
Egyptisch ksrty en in het Grieks
Khousor. Hij kan geidentificeerd
worden met ┴a uit Mesopotamië. Zijn
naam betekent 'expert'.
HIJAN is de bouwer van een paleis,
hij is een goudsmid en wapensmid,
initiator van de visvangst en bouwer
van schepen. Hij heeft magische
krachten. Hij gelijkt op Reseph, maar
wijkt af, doordat hij in zijn
rechterhand een winkelhaak heeft op
afbeeldingen. Er is ook sprake van
een vermenging en/of verwarring met
Kosharot.
Bij de Feniciërs komt hij niet zo
uitdrukkelijk naar voren. Hij wordt
later wel genoemd bij Philo en
Mochos.
Zie:
‑ Éa, Kothar et El, E.Lipinski, Dictionnaire PHP.
‑ De
herkomst van de goddelijke ambachtsman in Oegarit en Griekenland,
B.Hartmann, E.J.Brill, Leiden, 1964.
‑ Il dio siriano Kothar, P.Xella, Magia, blz 111‑125,
Roma 1976.
‑ Un
nouveau dieu égypto‑cananéen, J.Leibovitsch, Annales du Service des
Antiquités de l'Egypte 48, blz 435‑444, Caïro, 1948.
‑
Psalm 68.7 and the role of the Kosarot, E.Lipinski, Annali
dell'Instituto Orientale di Napoli 31, blz 532‑557, 1971.
‑
Personal Names in the Phoenician and Punic Inscriptions, F.L.Benz,
Studia
Pohl 8, blz.336, Roma, 1972.
ANAT 'nt (oeg/fen), (H)anat (akk).
Sinds de inval van de Amorieten is de godin
aantoonbaar aanwezig in de
Syrische contreien. Dat is in ieder
geval na 2000 v.C. Aan de midden
Eufraat is een stad bekend met de
naam cAna(t)/(H)anat en er is een stam
cAnah/Hana (zie KAI 202=TSSI II,5
A.2).
can komt van canan, hetgeen 'wolk'
betekent.
Anat staat dan ook naast Baal, die de
berijder van de wolken wordt
genoemd en de god van het onweer is.
Anat komt voor in de drie belangrijkste
legenden van Oegarit (Danel‑
Keret‑Baal). Anat is ook gevonden te
Ras Ibn Hani (HANI 77/10B).
Zie:Ibn Hani Troisiême campagne:Textes, D.Arnaud,
D.Kennedy, SYRIA LVI,
1979.De
verering van Anat verspreidt zich vanuit Syro‑Palestina naar
Egypte, Cyprus, Carthago, Hadrumetum
en Delos. De voortzetting in de
Fenicisch‑Punische periode is
duidelijk aanwezig.
Zie:
‑Lexicon der ägyptologie I‑IV, 1
kol.253‑258, Wiesbaden 1972‑1976.
‑Kanaanäische und Aramaïsche Inschriften,
H.Donner/W.Röllig, Wiesbaden,
1962‑1964 (3e uitgave 1971‑76).
‑Textbook
of Syrian Semitic Inscriptions I. Hebrew and Moabite
Inscriptions, 2e uitgave, Oxford, 1973, J.C.L.Gibson.
‑Dictionnaire
encyclopédie de la Bible, Turnhout, 1987, blz.55‑56.
‑Wörterbuch
der Mythologie. Götter und Mythen im Vorderen Orient,
Stuttgart, 1965
‑Répertoire d'Epigraphie Sémitique,
Paris, 1905.
In de legendes van Keret en Baal komt
de godin, als echtgenoot sterk
naar voren. In het Oegaritisch heet
zij cttrt. In Fenische wordt het
cs(h)trt. De naam komt voor het eerst
voor in Egypte bij Amenophis II
(1438‑1412 v.C), waarin zij als
beschermster van paarden voorkomt (ANET
blz.244b). Onder Sethi I (1291‑1279 v.C)
wordt zij als Asiti afgebeeld
op een paard. In Oegarit is zij de
jageres (cttrt swd{t} = KTU 1 92,2)
en fungeert als god van liefde en
oorlog. Athirat spant veelal samen met
Anat en wordt meerdere malen door
haar echtgenoot EL bedrogen. Athirat
staat vooral voor vruchtbaarheid. De
Hebreeërs maken er Astarot van en
bij de Grieken wordt het Aphrodité,
hetgeen de Romeinen transformeren
naar Venus. Een late variant wordt
Astronoé (Ie eeuw v.C).
Zie:
‑Lexicon der ägyptologie I‑IV, 1
kol.499‑511 Wiesbaden 1972‑1976.
‑Dictionnaire encyclopédie de la Bible, Turnhout,
1987, blz.160‑161.
‑Lexicon
Iconographicum Mythologiae Classicae II/1 blz 1077‑1085, II/2
blz
739‑741, Zürich/München 1981.
‑Real‑Encyclopädie,
A.Pauly‑G.Wissowa, II kol.1776‑1778.
‑The
Goddess Atirat in Ancient Arabia, in Babylonia, and in Ugarit,
E.Lipinski, Orientalia Lovaniensia Periodica 3, Leuven 1972.
‑Yahweh
and the Gods of Canaan, W.F.Albright, London, 1968, blz 115‑117,
197‑212.
‑Astart,
W.Herrmann, Mitteilungen des Instituts für Orientforschung 15,
blz 6‑55,
Berlin, 1969.
‑╘ber
den Asiatischen Hintegrund der Gottin 'Asiti', M.Weipert,
Orientalia Nova Series 44, blz 12‑21, 1975.
‑Betrachtungen
zur grossen Gottin und ihr verbundenen Gottheiten,
W.Heick, München/Wien, 1971.
‑An
Essay on the Axe‑Bearing Astarte, E.Gubel, Rivista di Studi Fenici
8, blz 1‑7,
1980.
HORON
We komen Horon, de aardgod, al in de
19e eeuw v.C tegen in Palestina. In
Egypte wordt hij genoemd ten tijde
van Amenophis (1436‑1423) en dan
relatie met de sfinx. Bij Ramses II
functioneert Horon als een symbool
in de vorm van een valk. Op het
z.g.magisch papyrus vanuit de XIXe
dynastie is hij een vernietiger van
de wolf en de slang en wordt hij
omschreven als de beschermer van de
herders. In Oegarit wordt hij in
verbinding gebracht met de slang. Hij
is een genezer‑god. In Ras ibn
Hani lezen we, dat Horon een
jongeling (glm) geneest, maar hij heeft ook
een relatie met Shapash (zon‑aspect).
Horon beschermt tegen het kwaad.
Zijn naam betekent gat, holte (hr).
Bij de Feniciërs komen we hem tegen
in de periode van de 7e tot in de 2e
eeuw v.C.
Zie:
‑D'Ugarit à la Phénicie sur les
traces de Rashap, Horon et Eshmun,
P.Xella, WOrg, blz 45‑64, 1988.
‑Per una reconsiderazione del dio
Horon, P.Xella, Annali dell'Instituto
Orientale di Napoli 32, blz.271‑286, 1972.
‑Horon,
revue critique et données nouvelles, A.Caquot, Annales
Archéologiques Arabes Syriennes 29‑30, blz.173‑180, Damascus 1979‑1980.
JARICH/YERAH
Het is een maangod, die de maangodin
NIKKAL wil huwen.
NIKKAL
Het is een maangodin, die
uitgehuwelijkt wordt aan de maangod JARICH.
SJACHAR/SHAHIR
De naam betekent 'Dageraad'. Het is
een nakomeling van EL met een aardse
vrouw.
SJALEM/SHALIM
De naam betekent 'Vrede' of
'ondergaande zon'. Het is een nakomeling van
EL met een aardse vrouw.
'UM PHL
Een godin, die de bijnaam 'de
doelmatige' heeft. Ze komt voor in het
verhaal van HORON en de slang.
MOT
De god van de onderwereld, die in
voortdurend gevecht geraakt met Baal.
Mot staat voor de dood, voor de
dorheid, voor de zomerhitte. In een
gevecht met Anat wordt hij als graan
vermalen en op de velden gestrooid.
In Egypte wordt hij m3wt genoemd. Bij
de Feniciërs komt hij nauwelijks
voor. Pas Philo van Byblos noemt hem
weer.
Zie:Le dieu Mut, Guerrier de El,
J.L.Cunchillos, SYRIA LXII, 1985.
RESHEPH
Rsp in het Oegaritisch en Fenicisch.
Resep (hebr), Ra‑sa‑ap (akk) en
Rspw (eg). Hij wordt al in het 3e
millennium v.C. genoemd te Ebla en
daarna in Ur, Mari en Terga Nana. In
Oegarit en Ras ibn Hani komt hij
voor als een aardgod en bewaker van
de onderwereld. De meeste ziekten
roeit hij uit met boog en pijlen. Een
identificatie met Nergal is goed
mogelijk. Resheph wordt in de Keret
legende genoemd (KTU 1,14,I 18‑19 en
KTU 1,15,II 6). Bij de Hethieten, te
Zincirli en in Egypte wordt hij
gezien als een 'Smiting God', d.w.z.
een aanvallende neerslaande god. In
afbeeldingen heeft hij de voet naar
voren en neemt een aanvallende
houding aan. Hij heeft een witte
kroon, of de 'atef'kroon van Boven‑
Egypte. In Byblos wordt in het eerste
kwart van de 2e millennium een
tempel aan hem gewijd ten tijde van
de Amorieten.
Dichtbij Oegarit treffen we hem aan
te Ras Ibn Hani (HANI 77/4).
Zie:Ibn Hani Troisiême campagne:Textes, D.Arnaud,
D.Kennedy, SYRIA LVI,
1979. In
het Oude Testament komt hij voor als een demon en staat ten
dienste van Yahvé (Deuteronomium
32.24, Psalm 78.14 en Habaquq 3.5).
Hij komt later voor in de Fenicische
wereld en bij de Grieken ligt er
een relatie met Apollo. De stad
Apollonia wordt namelijk ook Arsuf
genoemd. Bij de Feniciërs komt
Resheph o.a. terug in Sidon, Tyrus,
Karatepe, Cyprus, Carthago en Spanje.
Zie:Der Gott Reshef, D.Conrad, ZAW
83, 1971.
YAM
De god van de zee. In het Oegaritisch
en Fenicisch wordt hij 'ym'
genoemd. Bij Philo komt hij mogelijk
voor als Pontos. Zowel bij Grieken
als Feniciërs is er een link met
Typhon en Poseidon.
DAGAN
Dit is bij uitstek de agrarische god
en wel speciaal van het koren
(Eusebius I 10,16). Hij wordt al in
de 3e millennium genoemd van de
Eufraat tot aan de Amanus (cederwoud)
en ontwikkelt zich mogelijk door
de tijd heen tot Baal Hammon en
Saturnus. In de Baal‑cyclus wordt hij de
vader van Baal genoemd. In
Oegarit is een tempel aan hem gewijd.
Zie:
‑Dictionnaire encyclopédie de la
Bible, Turnhout, 1987, blz.321‑322.
‑Wörterbuch der Mythologie. Götter
und Mythen im Vorderen Orient, I/1
blz.49‑50+276‑278, Stuttgart, 1965
‑Theologisch Wörterbuch zum Alten
Testament, J.Botterweck, H.Ringgren,
H.J.Fabry, kol.148‑151, Stuttgart
1970.
‑Lexicon Iconographicum Mythologiae Classicae III/1
blz 313,
Zürich/München
1981.
‑Reallexikon der Assyriologie und
Vorderasiatischen Archäologie, II
blz.99‑101, IV blz.325‑326, Berlin.
‑Le dieu Dagan ‑ Les sources,
M.Fantar, Cahiers de Tunesie 20, blz.7‑31,
Tunis, 1972.
ESJMOEN
Deze genezende god wordt niet als
zodanig genoemd bij die naam in de
Oegaritische mythen, maar hij is al
in het 3e millennium in Syrië
bekend. In Ebla komen anthroponiemen
voor met de betekenis 'olie'. In
het Akkadisch wordt hij dIa‑su‑mu‑nu/a
genoemd. In Oegarit komt hij voor
in enige rituele teksten (KTU 1.41,
1.87,50). Te Ras ibn Hani is zijn
naam smn gevonden (RIH 77/2B,9).
Thoetmosis III noemt in de vlakte van
Akko de plaatsnaam K‑b‑cs‑m‑n=Gbcsmn,
hetgeen de heuvel van Esjmoen
betekent (ANET 242).
Vooral bij Sidon komt Esjmoen als
voorname godheid terug. In Carthago
wordt ook een tempel aan hem gewijd.
NAHAR
God van de rivier. Hij is de
bondgenoot van YAM.
ATHAR
Zoon van Athirat. Hij wordt genoemd
als een tiran en hij is niet in
staat om Baal te vervangen. Bovendien
komt hij voor in de Nikal legende.
BRD ???
Wellicht een godheid, die als ibr,
brdd, brdn in eigennamen genoemd
wordt.
Zie:Su alcuni antroponimi da Ugarit,
P.Xella, RSF XV, 1987.
SJAPASJ/SHAMASH
De zonnegod(in) = sms. In de tekst RS
23.038 wordt gerept over de
verduistering van de zonnegod door planeten.
Ook bij de Hethieten komt
een dergelijk bericht voor, maar
beide overleveringen schijnen een
Babylonische gezamenlijke bron te
hebben. Zie:L'┴dition ougaritaine de la
série
astrologique. ┴clipses du dieu‑soleil, D.Arnaud, SEMITICA 45, 1996.
SHED/SHADRAPA
In Ras
ibn Hani wordt hij vereerd als Shed (sd qds ‑> RIH 77/8A,53). In
Oegarit zou hij de stichter van de
koninklijke dynastie zijn (Rephaïm).
In het West‑Semietisch wordt hij
aangeduid als rp'.
Het is een genezende god en hij komt
bij de Feniciërs later vooral voor
in de streek van Arvad.
MILKASHTARTE
In het Oegaritisch:
Mlkcttrt en in het Fenicisch: Mlkcstrt. De naam
duikt op in de 13e eeuw v.C. Hij
wordt in Oegarit genoemd in de teksten
"Die Keilalphabetische Texte aus
Ugarit I (KTU 1.100.41, 1.107.17) en in
"Répertoire d'Epigraphie Sémitique (R┴S
86.2235,17. Er is een koning
bekend van de stad Ashtoret‑Qarnayim
in Over‑Jordanië (Genesis 14,5+KTU
1.108,1‑3 +
Deut.1,4+Jozua.12,4/13,12.31).
Bij de Feniciërs komt Milkastarte
meer geprononceerd als godheid naar
voren.
Zie:A
new Datum for the meaning of the Divine Name Milkashtart,
D.Pardee, Biblical and Other Essays in Memory of P.C.Craigie, blz.55‑68,
Sheffield,
1988.
HIRIHIBI
God van de zomer. Hij komt voor in het
verhaal van NIKKAL.
DAMU
In het Oegarisch/Fenicisch: D'm. Hij
is reeds bekend vanuit het 3e
millennium v.C. Mogelijk is het een
beschermende god, maar zijn exacte
functie is niet goed bekend. Hij komt
later bij de Feniciërs terug.
SHALMAN
In het Fenicisch: Slmn. Het is een
Noord‑Semietische godheid, maar ook
zijn functie en betekenis is tot op
heden niet duidelijk. Hij komt bij
de Feniciërs terug.
SASM
In het Fenicisch:Ssm. Hij is in
Oegarit present in eigennamen (KTU
4.170,18 en KTU 1.75,12). Hij komt
later als godheid meer naar voren bij
vooral de Feniciërs op Cyprus.
ELATH
Genoemd in de legende van Keret als
de Elath van Sidon (ANET blz.145).
Ze kan gezien worden als de
vrouwelijke vorm van EL.
Bovendien komen in Ras Ibn Hani nog
diverse andere goddelijke personen
voor, zoals GATHAR, YAQAR en ATHTART.
Zie:Ibn Hani Troisiême campagne:Textes, D.Arnaud,
D.Kennedy, SYRIA LVI,
1979.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten