Het
Kanaanietische voortraject.
Oegarit (Ras‑Shamra=de Venkel‑kaap)
werd in 1928 n.C. pas ontdekt. De
opgravingen sinds 1929 n.C. hebben
echter een schat aan ontdekkingen opgeleverd. Sinds het begin van het 2e millenium hebben zich hier
Kanaanieten gevestigd en de stad zou zich gaan ontwikkelen tot een
cosmopolitisch centrum in het Nabije Oosten. In c.1200 v.C. werd de stad
definitief verwoest. Er is een complete bibliotheek gevonden in een
alfabetisch cuneiform schrift van 30 tekens. De ontcijfering vond plaats
na 1930 dank zij bi‑ en trilinguale inscripties. Het bleek een
Semietische taal te zijn, die proto‑Fenicisch genoemd zou kunnen worden.
De meeste tabletten stammen vanuit de 14e eeuw v.C. of later, maar de
gedichten, waarover zij reppen zijn veel ouder. Het ritme en niet de
rijm is de ziel van deze poëzie. De gedichten werden gedeclameerd of als
een soort psalm gezongen. Hoe ziet de religieuze belevingswereld van
deze Kanaanieten er nu eigenlijk uit?
4.2.1.Oppergod EL. {‑‑‑‑> komt
terug bij de Feniciërs}.
‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑Allereerst is er EL. Hij is de vader der goden én van de mensen. EL
betekent god in de betekenis van sterk, of de eerste. Hij houdt zich
meestal op de achtergrond en mengt zich nauwelijks tussen het gekrakeel
van de andere goden. Hij woont niet in de hemel, maar op aarde ver van
de bewoonde wereld. EL wordt in verbinding gebracht met 'Shor' (=stier).
Hij is getrouwd met ASHERAT‑YAM (de beschermster van de zee) en heeft 70
zonen. Hij is de enige god, die wijs en rechtvaardig is. EL delegeert
zijn macht naar halfgoden of helden in de menselijke wereld, zoals DANEL
en KERET.
El komt in bijna elke legende voor, maar hij speelt nooit de hoofdrol.
Dat doet hij wel in een fragment, dat ook in Oegarit is teruggevonden:
EL en zijn dronkenschap.
‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑
EL houdt een feest met zijn goddelijke soortgenoten. Het mondt uit in
een orgie en op weg naar huis moet EL ondersteund worden door twee
adjudanten, namelijk de 'Verhevene' en 'Uit de hoogte'. EL geraakt
echter in een delirium. Hij ziet een dwerg met twee horens en een
staart, die hem bespot:
"EL is in zijn drek en urine gevallen,
EL is net zo gevallen als degenen, die naar de onderwereld gaan."
Het verhaal eindigt met een opmerkelijke remedie tegen dronkenschap.
De verering van de goden in Oegarit is groot, maar toch ook weer niet
buitensporig groot, want men waagt het toch om de spot te drijven met
hen en nog wel met de oppergod, die zelfs wel eens sterfelijk zou kunnen
zijn.
Zie o.a.:
‑ Oegarit, een nieuwe Phoenicische stad, J.P.Lettinga, Servire, Den
Haag, 1948 voor wat betreft de hoofdstukken 'De ras sjamra teksten' en
'ras sjamra en het oude testament'. De betiteling als 'Phoenicische'
stad is natuurlijk discussiabel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten