De figuren/personages:
‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑
De naam Kolpia zou verklaard kunnen
worden als stem van de mond van
Yahweh (qol pt yâh) of
stem van de wind (qol pi'y). De naam Baau wordt
in de tekst van Philo zelf verklaard
als 'Nacht', maar het zou ook
'Verlangen' kunnen zijn op basis van
het Semietische woord "bacu".
Ook de herkomst van de namen van
Aion(1) en Protogonos is hoogst
onzeker. Adam en Eva zijn bijvoorbeeld
gesuggereerd. Mogelijk ligt er
voor Aion een relatie met de
Semietische naam Olam. Bij Protogonos kan
men denken aan het Griekse Protoos
(vooraan) of aan Protagonist (eerste
toneelspeler). Het heeft in ieder
geval iets met het begin, of de eerste
te maken.
Voor de namen Genos en Genea vinden
we nog minder overtuigender
verklaringen. Niettemin is men
geneigd bij Genos te denken aan "volk" en
bij Genea aan "geslacht".
In plaats van echter desperaat verklaringen in
Semietische en Griekse bronnen
trachten te vinden, zou wel eens de meest
eenvoudige oplossing kunnen zijn, dat
Philo de bestaande Fenicische
namen heeft aangepast voor
gemakkelijker eigen gebruik.
In ieder geval is opmerkelijk, dat na
Mot de genoemde namen telkens als
paren naar voren komen tot we weer
een godheid tegenkomen: Beelsamen.
Deze laatste is vermoedelijk de
Kanaänietische en Fenicische Bcl smn :
heer van de hemel. Identificaties met
Baal Hadad en El liggen in
dezelfde sfeer. Dezelfde godheid
wordt nog in de Romeinse tijd genoemd.
Bij Plautus als "Balsamen"
en bij St.Augustinus als "Baalsamen".
Zie:
‑
Texte aus der Umwelt des Alten Testaments
Band I, Lieferung 3, Dokumenten
‑
Vppr de Bijbel, C.H.Gordon,
New York 1962
‑
Die Phönikische Religion nach Philo von Byblos, C.Clemen,
Mitteilungen der Vorderasiatisch‑Aegyptischen
Gesellschaft, 42e
Band, 1937, J.C.Hinrichs Verlag,
Leipzig, 1993.
‑
Weltentstehung und Kulturentwicklung bei Philo von Byblos, J.Ebach,
Verlag W.Kohlhammer, 1979.
‑ Philo of Byblos, The Phoenician History,
H.W.Attridge & R.A.Oden,
The Catholic Quaterly Monograph Series, Washington, 1981.
1) Het woord Aeon komt overigens voor in
scheppingsverhalen van
Tertullianus, Filastrius en
Epiphanius, maar een relatie met Aion is
niet duidelijk.
Philo heeft dus o.a.Griekse en
Hebreeuwse namen gebruikt, maar
daarachter schuilen de oude
Kanaanietische en Fenicische namen, zoals
MOT en BAAL‑SHAMAIM. Dit geldt nog
meer voor de diverse stambomen, die
uit het verhaal van Philo naar voren
komen (blz 39+40).
Philo van Byblos beschrijft de
scheiding van de wereld; de scheiding der
elementen. Het komt verrassend sterk
overeen met wat in andere culturen
en godsdiensten wordt beschreven.
In het boedhisme bijvoorbeeld is er
eerst sprake van een leegte, dan
wezens met licht en dan komt het
vuur, het water en de wind.
Bij het christendom is er eerst een
chaos van wateren, woest, ledig in
duisternis. Daarna kwam het licht en
al het bestaande.
Uit Scandinavië komt het
scheppingsverhaal als volgt naar voren: Eerst
was er een enorme leegte
(Ginnungagap) met ijs in het noorden en hitte
in het zuiden. Het leven ontstaat
daarna in het midden, waarbij Odin de
wereld organiseert. Bij de Noord‑Amerikaanse
indianen is er sprake van
een gelaagde hemel. De Inka's
geloven, dat er eerst duisternis was,
waarna Viracocha hemel en aarde
schiep. In Polynesië en Melanesië
gelooft men, dat hemel en aarde
gescheiden werden door de zogenaamde
hemeloptillers.
Onvermijdellijk moet ook hier de
bijbel geciteerd worden uit het boek
Genesis: 1:2:
"En de aarde was een woestijn en
een waterdiepte en er was duisternis in
het aangezicht van de diepte en de
geest van god bewoog over de
wateroppervlakte."
Genesis: 1:3:
"En God zei: Laat er licht zijn
en er was licht."
Om tenslotte terug te keren naar de
teksten van Philo met:
"En Mot werd gevormd als een ei
en explodeerde tot licht."
In Genesis VI:4 wordt gerept over
Reuzen (Nehilim), waaruit Sem, Cham en
Japhet zijn ontstaan. Philo heeft het
in dit verband over de zonen van
Phos, Pyr en Philox.
De grote lijn in alle versies is
duidelijk. Van leegte en duisternis
gaat de schepping naar licht en
scheiding der werelden en elementen.
Door middel van een of andere kracht
of transformatiebron begint het
leven in welke vorm dan ook. Nog een
paar voorbeelden uit de oudheid
bevestigen de gedachtenwereld van
Philo (en Sanchuniathon) in dit
opzicht:
Epiphanius
"Duisternis, de diepte en water
bestonden. En de wind maakte een
verdeling in het midden hiervan. En
de duisternis beklaagde zich en was
jaloers op de wind. En de duisternis
richtte zich op en omarmde de wind
en verwekte, zoals hij zegt, een
zekere vrouw, die Metra (Womb) werd
genoemd en die na haar geboorte
zwanger werd van dezelfde wind. En uit
Metra werden vier Aeons geboren, van
de vier Aeons nog eens veertien
anderen; en rechts en links en donkerte
kwamen tot stand. Maar later na
dit alles kwam er een schandelijke
Aeon en deze Aeon had gemeenschap met
de hiervoor genoemde Metra; en vanuit
deze schandelijke Aeon en Metra
kwamen goden, engelen, demonen en de
zeven geesten voort."
Filastrius
"In het begin, zegt hij, was er
alleen duisternis, de diepte en het
water. En hieruit werd in het midden
een verdeling gemaakt en de wind
scheidde deze elementen. Toen de
duisternis zich met de wind vermengde,
kwamen er vier Aeons uit voort en uit
deze vier kwamen vier andere Aeons
voort. Hij zegt overigens, dat op
deze wijze de rechter en linker, licht
en donker tot stand kwamen. Zij
zeggen ook nog, dat een zekere man
omgang had met een vrouwelijke
kracht, waaruit goden, mensen, engelen en
de zeven geesten van de demonen
werden geboren."
Damascius
Een van de laatste neoplatonici
Damascius beroept zich in 480 na Chr.
ook nog op de Fenicische kosmogonie:
"Hij heeft over Chronos als tijd,
Potos als verlangen en Omiclé als
moeder van alle zaken. Hieruit wordt
de lucht (Aura) en het verstand
(Otos) gevormd."
Geen opmerkingen:
Een reactie posten