SYMBOLEN EN TEKENS
Bij afbeeldingen of het noemen van de
goden wordt gebruikt gemaakt van
diverse symbolen, zoals de zon, de
maan, de sterren, palmen en de
granaatappelboom. De open geheven
hand kan staan voor het 'bidden', maar
heeft zeker ook te maken met de
zegenende en beschermende macht van de
godheid. Het teken van Tanit lijkt op
een gestyleerde vrouwenfiguur en
als zodanig is het niet duidelijk,
wat de bedoeling ervan is. Wellicht
heeft het te maken met de oermoeder,
die met globaal dit teken ook op
Kreta in de voor‑Griekse periode werd
afgebeeld. Het zou ook kunnen, dat
het een gecombineerde astrale en
chtonische betekenis heeft:
** astraal
* *
HEMEL
* *
* ** * altaarhorens
* ** *
****************************
scheidingslijn
**
* *
* *
* *
* *
* * chtonische
* * AARDE
* *
* *
********************
Niettemin vinden we bij Cirta het
Tanit‑teken, waarbij zij een staf in
de hand houdt (ca.150 v.C), hetgeen
weer gewoon voor de gstyleerde
vrouwenfiguur zou pleiten. En zo zijn
er meer voorbeelden. Mogelijk zijn
beide gedachtenspinsels met elkaar
gecombineerd en versmolten.
Wellicht staat het teken ook voor een
algemeen religieus symbool, zoals
het kruis bij de Christenen of het
Ankh‑teken bij de Egyptenaren.
Das 'Tanitzeichen', Deutungsversuche
eines Symbols, P.Cintas, Archeologia VIVA 1968/69.
Een ander symbool, dat met Tanit in
verband wordt gebracht is het fles‑
symbool, dat veelal in een troon‑altaar
verschijnt (Carthago,
Hadrumetum, Akzib).
GEESTEN
Demonen en geesten zijn te bestrijden
met amuletten, symbolen, belletjes
en talismannen. Er worden
vervloekingstabletten gemaakt. Die zijn veelal
van persoonlijke aard, maar ook in
het algemeen gesteld, zoals deze (CIS
I 5510): "[En iedere m]ens, die
niet (de goden) vereerd, zal verdelgd
worden door onze grote TNT pn BcL en
de heer [Bc]L Hammon en wel
gedurende het leven in het aanschijn
van de zon samen met hun familie en
hun [geestverwanten]."
Maskers dienen er enerzijds voor om
de bescherming van de goden te
verwerven en anderszijds om demonen
af te schrikken. In het eerste geval
zijn de maskers mooi en glimlachend
en in het tweede geval zijn de
maskers misvormd en verwrongen. De
glimlachende en grijnzende maskers
werden tijdens heilige dansen
gebruikt om goden en geesten op te roepen.
Demonen spelen een belangrijke rol in
het leven van de PuniVr. Hij wordt
door duizend geesten in zijn leven
belaagd. Demonen zijn wanstaltige
geesten, die zorgen voor tegenspoed,
ziekten en vervormingen. Met
speciale afbeeldingen, tekens,
voorwerpen en natuurlijk de maskers werd
al te veel onheil voorkomen.
Amuletten van Ptah beschermden tegen
bijvoorbeeld tegen slangen. Magische
graveringen op plaatjes werden als
een talisman om de nek gehangen.
DE OVERDRACHT
Ashtarte ‑‑>
Afrodité/Juno/Hera/Venus
Resheph ‑‑>
Apollo
Shadrapa ‑‑> Bacchus/Liber Pater
Yam ‑‑> Poseidon
Haddad ‑‑> Ares
Tanit ‑‑> Caelestis/Persephone
Baal
Hammon ‑‑> Saturnus
Melqart
‑‑> Heracles/Hercules
Esjmoen ‑‑>
Asklepios/Esculapius/Apollo
EED VAN HANNIBAL
Het verdrag, dat Hannibal in 215 v.C
afsloot met de MacedoniVrs
(Polybius VII 9), geeft een goed
inzicht in de mate, waarin de Griekse
goden werden genoemd en welke de
Fenicische/Punische voorgangers
daarachter zich schuil houden.
Ten overstaan van Zeus (=Baal Hammon
of Shamaim), Hera (Tanit) en Apollo
(Resheph); ten overstaan van de
Genius/Daimon(=Ashtarte) van Carthago,
van Heracles (=Melqart) en Iolaus
(=Esjmoen); ten overstaan van Ares
(Hadad), Triton, Poseidon (Yam); ten
overstaan van de goden, die voor
ons vechten en de zon, de maan, de
aarde; ten overstaan van de rivieren,
meren, wateren enz enz enz
De vraag rijst, of dit het Carthaagse
pantheon was, of slechts de
voorkeur van Hannibal.
In dit verband is ook van belang de
uitspraak van Eudoxus van KnidiV,
die zegt, dat de Feniciërs kwartels
offeren aan Heracles, omdat deze,
als de zoon van Asteria en Zeus,
gedood is door Typhon en tot leven komt
door de geur van een kwartel, die hem
gebracht wordt door Iolaos.
Over de identificatie van de Genius
(lat) of de Daimon (gr) bestaat geen
overeenstemming. Er zijn ook
identificaties gemaakt met Bes, Tanit, Baal
Mgnm en zelfs Dido. Waarschijnlijk
gaat het om een groep van godheden,
waarvoor mogelijk het Semietische woord
Gad werd gebruikt.
DE CLERUS
Voorname posities werden ingenomen
door de priesters (Kohanim). De
priester (khn) en chef‑priester (rb
khn) worden in Carthago vanaf de 4e
eeuw v.C als zodanig genoemd. Door
hun goden te dienen verzekerden zij
de stad van de nodige bescherming.
Door offers werden de goden krachtig
gehouden voor hun taak. Bij rampen
wezen de priesters het volk op hun
mindere geloofsijver, waarna
onmiddellijk het verloren terrein op
wellicht absurde wijze werd ingehaald
met massale offerandes. Er waren
overigens ook priesteressen (khnt) en
hulppriesters. Er is een
afbeelding van een priesteres als
sarcofaag van St.Monique, waarbij haar
benen gewikkeld zijn in vogelveren
als vleugels.
De hulppriesters of priesters van de
tweede klasse komen naar voren in
de Romeinse tijd, waarbij de culten
van Saturnus en Caelestis de
onderscheiding gemaakt wordt tussen
'sacerdotes loci primi' en
'sacerdotes loci secundi' (CILVIII,
12406). Daarnaast worden ook nog de
'ministri dei Saturni' genoemd (CIL
VIII 6961).
De priesters waren met huid en haar
verkocht aan hun godheid. Soms
moesten zij letterlijk met hun leven
daarvoor betalen. Nog in de 3e eeuw
na Chr. werden mensen in de kledij
van Saturnus‑priesters voor de wilde
dieren gegooid. Bovendien moesten de
priesters hun bijzondere positie
ook bekopen met allerlei 'vreemde'
gebruiken. In Gadir moesten de
priesters van Melqart hun hoofd‑ en
baardhaar afscheren, droegen zij
ongegorde linnen gewaden met een
brede geborduurde zoom, liepen
barrevoets en leefden in celibaat.
Vrouwen en varkens (welk een
combinatie!) was de toegang tot de
tempel verboden. Alles volgens Silius
Italicus III 23‑27.
In andere heiligdommen mochten de
priesters geen wijn gebruiken, maar
hadden veelal niet de plicht van kuisheid.
Het is dus een gevarieerd
beeld en kennelijk had elk heiligdom
zo zijn eigen regels voor de
priesters. Tertullianis vermeldt
ca.200 na Chr.in 'De exhortatione
castitatis' (13), dat de
priesteressen van Ceres (Kore) verplicht waren
om alle omgang met mannen en naaste
familieleden te mijden.
De priesterdracht is gevarieerd. Nu
eens verschijnt op een gedenkteken
de priester in een lang doorzichtig
bovenkleed met een sluier en over de
schouder een lange smalle band; dan weer
in een mantel met een brede
geborduurde zoom.
Elk heiligdom wordt geleid door een
opperpriester (rab kohanim), maar er
zijn ook priesters of ambtenaren met
een speciale taak, zoals de hoeder
van de moraal = de praefectus
sacrorum ('dr czrm) en voorts zijn er
speciale commissies (KAI 80,1), die
aangeduid worden als "De tien
mannen, die over het heiligdom gaan
(csjrt h'sjm 'sjcl hmqdsjm)". Dit
kan vergelijkbaar zijn met het college
van tien bij de Romeinen, die
"opzichters over de heilige
zaken" werden genoemd. Andere groepen moeten
de tarieven voor de offers
vaststellen (KAI 69), maar het is niet
gezegd, dat dit ook priesters waren:
"De dertig mannen, die over het
tarief gaan (sjlsjm h'sj 'sjcl
hmsj'tt)". Een speciale rol is weggelegd
voor "de opwekker van de
godheid". In Pyrgi is dat de koning zelf en in
Carthago wordt volstaan met een
persoon in een 'hoge rang'. Er is ook
veel personeel in dienst bij de
tempels. In Carthago worden de kappers
van de godheid genoemd (glb 'lm).
De verdienste van de Punische clerus
is geweest, dat zij het geestelijke
gedachtengoed van de Puniërs en
Carthagers heeft bewaard en wel lang
nadat de politieke en militaire rol
van Carthago was uitgespeeld. Nog
vele eeuwen na Chr blijft dit
doorwerken. Pas wanneer het latijn als
liturgische taal overal wordt
ingevoerd, verdwijnt langzaam het
gemeenschappelijke Punische
gedachtengoed.
Zie:
‑ Magistratures et sacerdoces
puniques, J.‑G.Février, RA 42, 1948.
‑ Sur une comparaison entre le clergé phénicien et le
clergé 'africain',
J.‑P.Rey‑Coquais,
L'Africa Romana V, Sassari 1988.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten